Als je het met iemand over Rotterdam hebt, komt vroeg of laat de Markthal ter sprake. Voor de havenstad is het iconische gebouw met z’n overdekte versmarkt een publiekstrekker. Sinds de opening loopt het storm, ook al zijn er meer kijkers dan kopers: de meeste bezoekers hebben camera’s in plaats van boodschappentassen bij zich. Het gebouw met z’n kleurrijke kunstwerk is niet de enige bezoekreden. Mensen vergapen zich ook aan de verse producten en delicatessen die in de kramen liggen, van zalm en olijven tot smoothies en speltbrood. De Markthal speelt slim in op de trend van foodbeleving: lekker en ambachtelijk eten zolang het maar verantwoord is.
In Zuid-Europese steden is de markthal een bekend fenomeen. Inwoners komen er voor vis, vlees en andere versproducten. Dat doen ze soms al eeuwen lang. Zo had Athene in de klassieke oudheid een eigen markthal, de Stoa van Attalus. De zuilengalerij van 20 meter breed, 115 meter lang en 2 verdiepingen hoog wordt wel gezien als het oudste winkelcentrum ter wereld. Het moet er een drukte van belang zijn geweest, net zoals op de gewone markt in de openlucht. De Atheners kwamen er niet alleen om te kopen, maar ook om te kijken. De Griekse filosoof Socrates zou zelfs hebben verzucht: ‘De markt is de plaats waar je alles kunt vinden wat je niet nodig hebt’.
Desondanks volgen steeds meer steden in ons land het voorbeeld van Rotterdam. Leeuwarden, Den Bosch en Deventer hebben sinds kort een markthal, terwijl ondernemers in Amersfoort, Oss, Vlissingen, Zaandam en Zutphen ook bezig zijn met concepten die moeten leiden tot overdekte foodbelevingsparadijzen. Ongetwijfeld leven er in nog meer steden ideeën om een variant van de Rotterdamse Markthal op te zetten. Maar hoeveel markthallen kan ons land eigenlijk aan? Moet er echt overal eentje komen? Volgens mij is de markt voor markthallen beperkt. We moeten oppassen ons niet te laten verblinden door het Rotterdamse succesverhaal. Kleinere steden missen simpelweg de aantrekkingskracht, zeker als het gebouw waarin de versmarkt komt niet bijzonder is.
Als je het mij vraagt, kunnen gemeenten die wat met food willen beter de traditionele warenmarkt upgraden. Van oudsher is dat dé plek om verse producten van goede kwaliteit te kopen. Marktkooplui halen nu al 71% van hun omzet uit de verkoop van etenswaar. Het punt van de warenmarkt is alleen dat het aanbod wat gevarieerder zou kunnen en dat het publiek vergrijst. Maar het moet toch mogelijk zijn op de markt een foodbeleving te creëren die ook hippere klanten aanspreekt? Waarom moet er per se een dak overheen? Wat mij betreft koesteren we in onze steden de warenmarkt: net de Rotterdamse Markthal, maar dan in de openlucht.
Hoogleraar en spreker Gert-Jan Hospers is een toegankelijke topspreker op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling. Als beroepsgeograaf in Twente en Nijmegen weet hij alles over het DNA van plekken, of het nu gaat om industriesteden, krimpregio’s of kustgebieden.
Deze column is eerder gepubliceerd in de Twentsche Courant Tubantia van 7 november 2015