Het is dinsdagmorgen en ik loop door de entree van Fort Vechten. Waar vroeger soldaten liepen, staat nu een leger uitzendkrachten klaar om jassen op te hangen en koffie te schenken.
‘Wilt u een koekje in uw koffie? Eh,… Ik bedoel… Daar staan melk, suiker en koekjes’, stamelt het meisje, terwijl ze roder wordt dan een Engelsman aan de Costa. Ik kijk op haar naambordje. ‘Ik drink hem zwart, dank je wel Chantal’. Glimlachend denk ik aan de tijd dat ik zelf rondkwam van urenbriefjes met felgekleurde doorslagjes.
Tegenwoordig serveer ik grapjes en ik word betaald op basis van facturen. Spreken in het openbaar is voor de meeste mensen enger dan een Eftelingattractie met opstartproblemen, maar ik vind het fantastisch. Wanneer alle stukjes op hun plaats vallen, is de kick groter dan bij de hoogste achtbaan. Bij een opdracht als vandaag giert de adrenaline door mijn lijf.
De medewerkers van een grote bank zijn verdeeld in ludieke groepjes, zoals de oude mannen, de snelle jongens en de blonde bimbo’s. Ze voeren gesprekken met potentiële klanten die een miljoen of meer willen beleggen. Wie de meeste klanten binnenhaalt wint een etentje.
Ik zal als ‘nieuwe medewerker’ de gesprekken observeren en aan het eind van de dag alles luchtig samenvatten in een wrap-up. Wat een leuk idee, riep ik tijdens het voorgesprek, niet gehinderd door gebrek aan kennis over financiële producten.
Terwijl de aandelenportefeuilles, risicospreidingsstrategieën en belastingboxen me om de oren vliegen, kraken mijn hersenen. Hoe ga ik dit in vredesnaam omzetten in comedy? Kent u die mop van die accountant, belastingadviseur en pensioenspecialist die samen een kroeg binnenlopen? Precies, ik ook niet.
Met nog maar een halfuur te gaan schiet het me te binnen. Ik heb geen miljoen euro. Mijn kostbaarste bezit is mijn kleine dochtertje. Aan wie zou ik haar toevertrouwen? Als een malle begin ik te pennen. Ik heb het net af als ik word geroepen: het is de tijd voor de afronding, want iedereen staat te popelen om te borrelen.
Op de derde rij zit een grote man met dito snor. Hij heeft een nors gezicht en gekruiste armen. Hij zit duidelijk niet te wachten op grapjes. Ik haal diep adem en begin. Ik vertel hoeveel mijn dochter me meer waard is en deel de tip dat je een volle vuilnisemmer wel en een volle luieremmer niet met je blote handen aan kunt drukken.
Daarna vergroot ik tot hilariteit van de zaal de clichés van elk groepje uit tot zulke belachelijke proporties dat mijn dochter bij geen enkele groep veilig lijkt. ‘En daarom breng ik mijn dochter onder bij degene die de meeste mensen heeft geholpen voor het minste geld.’ 150 man kijkt me afwachtend aan. ‘Mag ik een hartelijk applaus voor Chantal van de catering!’
De zaal explodeert – verrast loop ik het podium af. De snor komt op me af gebeend en schudt me enthousiast de hand. ‘Heel erg leuk gedaan. Ik ben Bas, Chantals vader.’